Artikelen

Thema op 52ste Dialectdag in Zieuwent: Spreekt God (nog wel) dialect?

“In de mooderspraoke kun je elkaar ontmoeten.”

Spreekt God het dialect, verstaat hij de streektaal? Dat was op zaterdag 29 oktober in ’t Witte Paard in Zieuwent het thema van de 52ste Dialectdag, georganiseerd door de Stichting Culturele Grenscontacten Achterhoek-Westmünsterland. Is er aan beide zijden van de Nederlands-Duitse grens behoefte aan kerkdiensten in de streektaal? En neemt die belangstelling af of juist toe?

God verstaat de mensen wel als ze dialect spreken, beweert dr. Timothy Sodmann. uit Südlohn, voormalig directeur van het Westmünsterlands Instituut voor streekonderzoek. “Alleen verstaan wij hem niet.”
De band tussen de bijbel en de volkstaal is al heel oud, vertelde Sodmann. Uit de 9e eeuw zijn teksten in de volkstaal bekend, bedoeld zoals een geloofsbelijdenis. Die werd door uit Utrecht afkomstige priesters gebruikt bij de bekering van de Saksen. Met die teksten konden mensen hun geloof aan als Wodan, Donar en andere Saksische goden afzweren. Rond 900 werden er in het gebied van de Niederrhein al psalmen vertaald in de volkstaal. En de Heliand, het gedicht in het oud-Saksisch uit de eerste helft van de negende eeuw, is niet alleen een vertaling, maar heeft ook literaire kwaliteit.
In de 14e eeuw bewerkte Jacob van Maerlant delen van het oude en nieuwe testament in zijn eigen taal. De eerste complete Bijbelvertalingen zijn gemaakt aan het eind van de 15e eeuw. In Lübeck verscheen bijvoorbeeld in 1494 een bijbel in de volkstaal. Het Duits als algemene taal bestond nog niet, het dialect was de volkstaal. Luthers bijbel verscheen in 1522, rechtstreeks vertaald uit het Hebreeuws, Aramees en Grieks naar die vroege dialectvorm van het Duits. Ook een uit 1575 stammende inscriptie in de kerk in Schöppingen is in de streektaal geschreven.
Tot de 17e eeuw was de relatie tussen God en de gelovigen iets wat in de volkstaal werd besproken – het dialect speelde tot die tijd een belangrijke rol. Daarna is dat volgens Sodmann verandert: het is niet God die geen dialect spreekt of verstaat, het zijn de gelovigen die dat niet meer kunnen of willen.

Nostalgie
Jan Leijenhorst is pastor van de protestantse gemeente in Barchem, woont in Ruurlo en opgegroeid in Aalten. Hij onderschrijft het verhaal van Sodmann: “Pröt God platt? Jao, maor de leu neet meer.” Dat heeft volgens de regelmatig in het dialect sprekende en prekende Leiijenhorst alles met de mensen zelf te maken. Het plat wordt als plat gezien, als stoffig. Hij denkt dat kerkdiensten in de streektaal niets met nostalgie te maken hebben, met de hang naar vroeger van ouderen.
Volgens Leijenhorst heeft het te maken met onze houding ten opzichte van de streektaal. Op de lagere school in de Heurne leerde hij het verschil: zodra je de klas in kwam moest je netjes wezen. De klompen bleven bij de kapstok achter, de armen gingen over elkaar, je moest netjes praten, netjes schrijven, met twee woorden de meester antwoorden, allemaal in het Hollands. het dialect bleef buiten, dat was niet netjes. En als je met God sprak, in de kerk, moest je super-netjes praten. Het dialect was wel van ons, maar dat was van buiten, het kreeg een negatieve klank, je bent een domme boer als je geen Nederlands kunt. Het Hollands was ook de taal van God.
In de jaren zestig van de vorige eeuw kwam er een beweging op gang die te maken had met de relatie tussen het dialect en de eigen identiteit. Op de regionale radio kwamen programma’s in de streektaal. Het gevoel was nog dat het dialect minderwaardig was – als je een officiële beslissing neemt doe je dat in het Nederlands. Wij leerden onze kinderen ook het Nederlands in plaats van het dialect. En dat is gruwelijk jammer, ze verstaan wel het wel, maar spreken het niet. Op dialectbijeenkomsten zie je alleen grijze kopjes, de kinderen kennen het niet meer.”

Ontmoeten
Leijenhorst is lid van een werkgroep die bij het Staring Instituut in Doetinchem Bijbelteksten in het dialect vertaalde. Daardoor ontdekte hij ook de kerkdiensten in de streektaal. Dat wilde hij ook. Het belang van het dialect heeft hij ervaren nadat hij uit het westen van het land kwam, waar hij zijn theologische opleiding heeft gevolgd. Hij kwam bij een familie thuis, op de boerderij, het gesprek met de bewoners vond plaats in de mooie keuken. Dat gesprek verliep stroef, ze zaten ongemakkelijk bij elkaar. Toen hij het echtpaar tegen elkaar in het dialect hoorde praten deed hij dat ook. Het gesprek verliep op slag anders en er kon over van alles worden gesproken, ook over God. “In de moderspraoke kun je elkaar ontmoeten.”
De Barchemse pastor schat dat er elk jaar in de Achterhoek zo’n dertig diensten in de streektaal worden gehouden. Dat gebeurt door een zestal vaste voorgangers. De reacties daarop zijn goed. “In Laren werd in 2014 voor het eerst een dialectdienst gehouden. Dat kan toch niet? was eerst de reactie. Je kunt tegen God toch niet i’j zeggen? Dat vinden mensen vaak heel lastig.”
Dat blijkt ook uit de anekdote die hij van Henk Krosenbrink hoorde. Die verhaalde van een dominee die regelmatig bij een oude dame op bezoek kwam. Dominee bleef ook bij de broodmaaltijd. Het bidden deed hij automatisch in het Hollands. Op een dag waren ze lang aan de praat geweest en deed hij het gebed in het dialect. De vrouw was in tranen: “I’j praot plat teggen God!” Toen dominee vertelde dat dat prima kon reageerde ze: “Mag dat dan? Dan had ik ook altied zelf wel können bidden!” Leijenhorst: “God verstaat het wel, dat kump wal good.”

Münsterland
Christian Dieker, katholiek theoloog (en ex-pastoor) uit de Duitse plaats Legden is ook met het dialect opgegroeid: thuis werd het gesproken, opa en oma spraken het en als moeder eens schold deed ze dat ook in de streektaal. Privé spreekt hij nog steeds het plat. Tijdens zijn studie in Munster verdween het dialect, bij zijn eerste baan in Cloppenburg werd hij opnieuw met dialect in aanraking. Dat was 150 kilometer noordelijker, maar het was verstaanbaar. Daar maakte hij voor het eerst kennis met een mis in het dialect, dankzij de pastoor die ook de streektaal sprak. “Hij kon het goed, sprak het met mij ook. Hij vond het mooi als hij kon horen waar je vandaan kwam.”
Als pastoor in Rhede organiseerde hij tien jaar geleden voor het eerst een dialectdienst. “De kerk zat vol!” In Borken-Gemen sloeg het niet aan, in Legden wordt er twee keer per jaar een dienst in het plat voorbereid. “De voorbede doen ze in dialect, en de preek, maar niet de hele dienst. Het is ook niet makkelijk om te doen, het is lastig om er pastoors voor te vinden.”

Rappelvoll
Ook in Westmünsterland zit de kerk regelmatig ‘rappelvoll’ als er een kerkdienst in het platt-Duits wordt gehouden. Dat bleek uit opmerkingen uit de zaal na de voordracht van de drie sprekers. Er is wel behoefte aan een lijst met pastoors die het dialect spreken. “In Bocholt ken ik er wel een, maar die kan niet altijd.”
De relatie tussen de leeftijd en het spreken van het dialect word ook gelegd: “Hoe ouder je wordt, hoe meer je teruggaat naar je oorsprong.” Een ander: “Mijn gedachten zijn in het dialect.”
Pastor Leijenhorst beaamde dat: “Een kerkdienst in de streektaal is gemeudelek,, minder formeel, het komt dichterbij.” In zijn omgeving zijn de mensen wel gelovig, maar hebben ze niet de behoefte om elke zondag in de kerk te zitten. “Maar als de drempel lager is dan komen ze wel.” Of er vaker dialectdiensten moeten worden gehouden om mensen naar de kerk te krijgen betwijfelde de Barchemse pastor. “Het blijft wel een kerkdienst, we willen er geen nostalgie of folklore van maken. Voor mij is het ook geen nostalgie, ik drom in het pat, dat zit in mijn gevoel.”
Ook Christian Dieker gaat het niet om het ‘alt-modische’: “Het gaat om de boodschap.”

————————————————————————————————————-

Een speurtocht naar de geschiedenis van twee bijzondere mensen

FOKKE EN AALTJE, BEKEND EN TOCH OOK ONBEKEND
(Dit verhaal is gepubliceerd in ons blad Het Hoenderboom nr. 72 dec. 2010 en nr. 73 apr. 2011)

Elke 65-plusser uit Zieuwent en Mariënvelde heeft wel herinneringen aan Fokke en Aaltje. Aaltje, achter een oude kinderwagen die als transportmiddel werd gebruikt en Fokke met zijn bakfiets. Bestuurslid Lucia Beerten kreeg onlangs een foto van Aaltje in haar bezit via haar broer Tonny en hij vroeg zich af hoe de levensgeschiedenis van deze twee mensen geweest is. Daarnaast kreeg ze een artikel uit het tijdschrift “Beltrums (G)old” van de Stichting Oud Beltrum. Beide zaken zetten haar aan om een speurtocht te ondernemen naar de levensgeschiedenis van deze twee mensen en met succes zoals uit onderstaand artikel blijkt. Gepoogd wordt om nog informatie te verzamelen van een tehuis in Doesburg waar Aaltje de laatste periode van haar leven verbleef.
De redactie.

 Lees het volledige verhaal over Fokke en Aaltje, Klik hier